Vachten

 
De meeste honden hebben dekhaar (bovenvacht), met of zonder ondervacht.

 

Het dekhaar dient voornamelijk als bescherming tegen alle mogelijke invloeden van buitenaf. 

Het dekhaar is onder te verdelen in: 

  • stokhaar : Hard, glad, glanzend, ruit zelfstandig

  • ruw- of draadhaar: Hard, glad, glanzend, ruit niet voldoende.

  • zijdehaar: Fijn, zacht, soepel, met zijdeglans, ruit zelfstandig.

Door de gladde eigenschap is het haar niet alleen glanzend maar bovendien vuilafstotend en klitongevoelig.

 

De ondervacht dient voornamelijk als isolatie. 

De ondervacht bestaat uit: 

  • wolhaar: Zacht, poreus, dof en ruit zelfstandig.

Door de poreuze eigenschap bevat wolhaar meer lucht en is daardoor isolerend.

 

De ondervacht is meestal korter dan de bovenvacht, maar kan ook langer zijn. bv. het ‘pluis’ op vooral de ruggen van spanielachtigen.  

 

Tenslotte zijn er nog de sinus haren.

Deze dienen voor de tast en zijn aan de basis verbonden met gevoelszenuwen. Het zijn dikke stugge haren en men vindt ze vooral op de snuit en bij de ogen. 

 

De verzorging van de vacht hangt af van het soort haar.